Mosterdzaad

Dit is gele mosterdzaadn met een scherpe en warme smaak. Geschikt als basis voor het maken van (dijon)mosterd, mosterdsaus en als toevoeging in allerlei gerechten, zoals Indiase curry.

Mosterd zit boordevol mineralen zoals calcium, fosfor, magnesium, mangaan, seleen, ijzer, zink en zwavel. Ook zit er veel van het aminozuur tryptofaan in en vol met omega 3-vetzuren. Verder zit er vitamine A, B, C, E en K in mosterdzaad. Mosterdzaden bevatten gemiddeld ongeveer 30% plantaardige olie en is bevorderlijk voor de spijsvertering.
De mosterdplant is een kleine eenjarige plant met gele bloemen. Hij wordt vaak verward met koolzaad waar hij erg op lijkt en waar hij ook nauw verwant mee is. Mosterdzaadjes zijn ongeveer 0,5 tot 1 mm groot.

Toepassingen

Mosterdzaad is toe te voegen aan diverse gerechten, zoals stoofpotten, in sauzen, chutneys en Indiase curry’s. Ideaal als toevoeging bij inmaakkruiden en gaat goed samen met andere warme kruiden zoals paprika, pepers, kurkuma en kerrie. Om extra smaak te krijgen is het aan te raden om mosterdzaadjes voor gebruik te roosteren. Deze bruine mosterdzaden zijn de basis van (dijon)mosterd.
Basisrecept voor het maken van mosterd:
– 60 gram mosterdzaad
– Voeg 2,5 dl vloeistof toe (water, wijn, azijn, bier of een mengeling), Bijvoorbeeld 1,25 dl water of rode wijn en 1,25 dl rode-wijnazijn
– Doe alles in een pot met deksel (geen metaal) en schud goed
– Laat 1 tot 2 dagen rusten
Blend of mix de mosterd tot de gewenste grofheid. Voeg eventueel water toe indien nodig.
Laat nog enkele dagen rusten om de mosterd minder pittig te maken.


Achtergrond & Geschiedenis

Het woord ‘mosterd’ komt van het Latijnse ‘mustum’, dat druivensap betekent. Dit werd zo genoemd, omdat mosterd vermengd werd met wijn om als geneesmiddel te gebruiken. In het Nederlands komt het woord al voor sinds het jaar 1240 na Christus.
Al eeuwenlang is mosterdzaad bekend en wordt het toegepast in de kruidengeneeskunde. Zowel de Egyptenaren, de oude Grieken als de Romeinen waren bekend met mosterd. De Grieken gebruikten het vanaf de vierde eeuw voor Christus alleen als geneesmiddel. De Romeinen gebruikten mosterd wel in maaltijden, maar pas in de eerste eeuw na Christus. De Egyptische farao’s kauwden voor het eten op mosterdzaad om de spijsvertering te bevorderen. In Europa werd er voor het eerst over mosterd geschreven tijdens de Middeleeuwen in de tijd van Karel de Grote. Zo was mosterd erg belangrijk in Frankrijk in de dertiende eeuw na Christus, met name in de Franse stad Dijon. Daar was een monopolie op mosterd en was het zeer geliefd aan het pauselijk hof in Avignon. Zo benoemde Paus Johannes XXII zijn neef tot “Grand Mouterdier du Pape” (“Grote mosterdmaker van de Paus”).